De alom bekende check aan het begin van je nachtdienst, wie heeft er dienst? Is het de “Boze begriploze“ die het liefst genadeloos in je oor schreeuwt in de hoop dat je ophangt en de rest van de nacht niet meer terug durft te bellen. De “Loslater” die halverwege je zin in slaap valt en die je vriendelijk doch dringend telefonisch moet wekken in de hoop er nog een adequaat overlegje uit te persen. De “Neuroot” die na een halve seconde luisteren een klinkklaar plan in je oor ratelt en twee minuten later naast je staat om “de patiënt toch zelf ook nog maar even te beoordelen”. Of de “Twijfelaar”, die je verhaal geduldig aanhoort om vervolgens een voordracht te geven bestaande uit de zin “jaa…. Dat kann…” op verschillende toonhoogten wachtend op een concreet plan van jouw kant. Na dit telefoontje kan je legaal opschrijven “In overleg met..” Qua inhoud had je net zo goed kunnen overleggen met de banaan op je bureau, waarvan je hoogstwaarschijnlijk meer kritische bijsturing had gekregen. Soms vraag ik me af hoe verpleging er tegenaan kijkt als ze mij bellen in de nacht. Ik probeer altijd benaderbaar te zijn, ik wil niet dat er een drempel is als ze me nodig hebben. Half vier ’s nachts, mijn telefoon gaat en wekt me nadat ik eindelijk een uurtje kon slapen in nacht 7/7. “Hallooo” klinkt het opgewekt aan de andere kant van de lijn. “Zou je er misschien primperan in willen zetten voor Mw. blabla” Ze is niet ziek en niet misselijk hoor, ze slaapt, maar gewoon alvast voor morgenochtend zodat ik het om 06:00 kan geven”. Blijkbaar is er ook zoiets als TE benaderbaar zijn…
Emma