“Je moet nu komen!!”. Bezorgde woorden waaruit ik opmaak dat er iemand op de afdeling bloed heeft gebraakt. En niet zo’n beetje, maar “Wel een liter!”. De patiënt is goed aanspreekbaar met normale controles geeft de verpleegkundige aan. De scepticus in mij kruipt langzaam naar het oppervlak. Patiënten zeggen vaak dat ze bloed braken, het is in dat geval zelden daadwerkelijk bloed. Als ze dat wel doen is het voor de gemiddelde zorgverlener indrukwekkend tot angstaanjagend afhankelijk van de hoeveelheid en de persoonlijke scopie expertise. Mijn eerste bloedbraker kwam ik tegen in Suriname. Tijdens mijn nachtdienst zat hij op een wiebelige plastic stoel bij de ingang van de spoedeisende hulp. Ik nam de dienst over en liep op hem af om het verhaal te horen. Op dat moment zie ik een golfbeweging ontstaan diep vanuit zijn onderbuik gevolgd door een krachtige expulsie van het rode goedje. Bloed, onbetwistbaar, bloed. Met slechts één MDL arts in het hele land die zijn telefoon een nachtje uit had staan heb ik de goden en de pantoprazol pomp gesmeekt aan onze kant te staan die nacht. Ze waren gelukkig goedgezind. Inmiddels sta ik naast onze potentieel bloed brakende patiënte, dit keer in Nederland. Ze zit opgewekt in bed, de vitaliteit straalt van haar parameters af. Naast haar inderdaad een behoorlijke plas braaksel. Rood achtig, maar bloed is het niet. Vrolijk kletst onze patiënte door terwijl de verpleegkundige en ik samen het mysterie proberen te kraken. Het openen van het nachtkastje onthult haar geheim en stelt ons direct gerust. Het niet meer nuchter hoeven blijven postoperatief had deze olijke dame wel erg letterlijk genomen. De lege fles rode wijn bungelt tussen mijn vingers, laat dat Hb-tje maar zitten...
Emma