Met glazige ogen kijkt het hoopje mens mij aan. Rustig ademhalend, cachectisch dat wel. Ze staart de kamer in vanuit een veel te grote felblauwe rolstoel van het ziekenhuis. Haar ingevallen mond doet vermoeden dat haar tanden zich reeds elders bevinden en haar opgetrokken wenkbrauwen bestaan uit enkele haren. Mijn twee pogingen om mij voor te stellen werden beantwoord met een "huh?" en een lege blik. Ik besloot geen derde poging te doen. Ik stoot wat vragen uit, dan woorden, dan kreten in verschillende talen. Geen reactie. Familie is nergens te bekennen, waarschijnlijk weggestuurd door de bewaking om de overvolle spoed te beschermen tegen het nog overvoller raken. Adequaat doch onhandig. Na al gebarende een lichamelijk onderzoek te hebben uitgevoerd rol ik oma de gang in.
Mag ze een flesje Fernandes?
Tijd om op zoek te gaan naar informatie over het raadsel in de rolstoel. De ene bewaker stuurt me naar de andere bewaker die me naar een boek stuurt met telefoonnummers. Ik kies er een uit en krijg tot mijn grote opluchting een vrouw aan de telefoon, vermoedelijk ter wereld gebracht door mijn patiënte. "Sorry dokter", klinkt het buiten adem aan de andere kant van de lijn. "Ik was even naar de winkel, ze heeft al de hele dag niet gegeten, mag ze een flesje Fernandes?". Ik zeg haar maar niet dat naar mijn mening niemand ooit een flesje Fernandes mag en vraag haar opgelucht naar binnen te komen. Oma en ik kijken elkaar aan. "Nog even geduld hoor mevrouw, uw dochter komt eraan en ze brengt een flesje Fernandes voor u mee". De enkele haren trekken zich nog iets verder op en haar ingevallen mondhoeken krullen zich tot een voorzichtige glimlach.
Emma