Ik blijf even stilstaan voor zijn deur voordat ik naar binnen ga. Door het glas zie ik hem zitten in een rolstoel van het ziekenhuis. Hij praat en beweegt zijn handen alsof hij zijn woorden toelicht voor een aandachtig luisterend publiek. Het is half 9 's ochtends, er is niemand anders aanwezig in zijn kamer en ik weet vanachter het glas al dat het praten brabbelen is en zijn woorden onverstaanbaar. Dag drie in zijn eigen werkelijkheid. Als ik vraag hoe het met hem gaat krijg ik hetzelfde antwoord als de dagen ervoor. Het is steeds slechts één langgerekt woord. "SLEEEECHT!". Maar elke dag begeleid door een semi tevreden glimlach. Ik klets wat tegen hem en hij plukt wat aan zijn kleding, infuus en de lucht. Lichamelijk is hij herstellende dus de verwachting is dat ook zijn delier langzaamaan opklaart. Maar tot die tijd blijven dit onze dagelijkse korte ontmoetingen. Ik glimlach en wens hem een fijne dag. Hij knikt, zijn handen op onnatuurlijke wijze in de lucht houdend. Terwijl ik de kamer verlaat hervat hij zijn college van gebrabbel en handgebaren richting de witte muur tegenover hem. Voor zijn trouwe niet bestaande publiek met bodemloos geduld voor de talrijke verhalen die zijn lippen verlaten. Matig tevreden kijken de verpleegkundige en ik elkaar aan, we gaan “gewoon maar even zo door”. Totdat de haldol zijn creatief ontremde geest voldoende heeft geremd en we hem terug de maatschappij in rollen.
Emma