Een plastic tas wordt leeg geschud boven het bijzettafeltje in de spreekkamer. Uit de plastic tas vallen kleinere plastic zakjes, daarin een verzameling van kartonnen doosjes. Volle pillenstrips, lege pillenstrips, losse pillen, you name it. Mijn hypomane patiënt vindt het tafereel hilarisch. Met een brede glimlach wijst ze naar haar dochter die met een bezorgde blik orde probeert te brengen in de chaotische apotheek voor haar neus. Stralend voorziet ze het geheel van commentaar, benadrukt met weinig subtiliteit dat haar dochter “Er niks van snapt” waarna ze zelf in lachen uitbarst en een verhaal afsteekt over haar Salamander genaamd Fred. Ik poog enige structuur aan te brengen in het gesprek en het pillenfestijn op tafel, met matig resultaat. Bloedverdunners in het haldol doosje en een berg wat lijkt op een levensvoorraad ferrofumaraat. Terwijl ik dochter gerust probeer te stellen buldert mijn patiënt grijnzend en wijzend “Jaaaa daar heb ik er vandaag al vier van genomen!”. Ik heb zo’n idee dat zowel zij als ik geen idee hebben welk tablet ze bedoelt, maar ik gok dat het niet de haldol is. Om te voorkomen dat deze ietwat ontremde verschijning aankomend weekend zowel volledig geobstipeerd als verder gedecompenseerd doorbrengt tel ik de haldol tabletten, schakel ik de huisarts in en fabriceer ik iets wat voor dit weekend door kan als een baxter rol. Ondertussen luisterend naar een verhaal over de beste kraampjes op de lokale markt, het 10-jaren plan waarin tomaten de hoofdrol lijken te spelen en glimlachend knikkend als er in hoogtempo een slideshow van Fred onder mijn neus wordt geduwd. Er zijn in de verste verte geen gevaarscriteria te bekennen, dochter houdt het nog vol en mijn patiënt heeft in afwezigheid van ziektebesef de tijd van haar leven. Ik wens mijn patiënt en Fred een fijn weekend en stop dochter enkele noodnummers toe. Mijn patiënte draait zich nog eens om, steekt beide duimen de lucht en benadrukt voor de zekerheid nog één keer wat zij van dit consult vond.. “Super!!”
Emma