En wanneer zijn de klachten begonnen? “Nou uh jaaa uh gistermiddag voelde ik me al niet lekker, maar in de avond was het toch wel uuuh ja erger”. Hij wrijft over zijn bolle buik en zijn snor vormt een kronkel om zijn samengeperste lippen. “Nouuuuuuuu” hoor ik een hogere stem vanachter het gordijn zeggen. De vrouw van mijn patiënt stapt de onderzoekskamer binnen. “Sorry hoor dokter, ik was even koffie halen, het duurt hier ook allemaal zo lang, ja dat ligt niet aan u hoor, ik zie ook wel dat het druk is, maargoed”. “Henk jij bent de hele week jezelf al niet”. Ze is een verschijning. Zo’n 60 jaar oud, net zoals Henk, met felroze lange gelakte nagels en een legging met print van een ondefinieerbaar dier. Met haar kopje koffie in haar hand wijdt ze uit over het doen en laten van haar man, over de afzakkertjes die hij niet meer dronk na het eten en dat ‘ie al dagen niet naar de wc is geweest (“Ja u weet wel, nummer 2 bedoel ik dan hè”). Haar man kijkt me met een lege blik aan en laat zijn vrouw rustig ratelen. Ik zou natuurlijk in kunnen grijpen, maar besluit het schouwspel nog even op zijn beloop te laten. Ik luister met één oor om de belangrijke informatie uit haar verhaal te destilleren en met een schuin oog houd ik Henk in de gaten. Nadat het meeste van haar hart lijkt te zijn dank ik haar voor haar verhaal en richt ik me op mijn patiënt. Samen met Henk ga ik de uitdaging aan. Zouden we de anamnese tot een groter aantal worden kunnen brengen dan de hetero-anamnese?
Emma